Ontstaan van het Swifter ras

De Swifter is een relatief nieuw productief schapenras, speciaal ontwikkeld door de Landbouwuniversiteit in Wageningen om de productiviteit van de Nederlandse schapenstapel te verbeteren.

 

Het Swifter schaap is ontstaan uit een kruising tussen de Texelaar en de Vlaming, waardoor de noodzakelijke eigenschappen voor een productief schaap in één ras verenigd zijn.

 

Deze eigenschappen zijn:

  • prima moedereigenschappen
  • rustig karakter
  • hoge vruchtbaarheid
  • lang bronstseizoen
  • hoge melkgift
  • goede slachtkwaliteit

 

Swifters worden gebruikt als vleeslammoederdier. Voor zeer goede, snelgroeiende vleeslammeren wordt de Swifterooi gedekt door een vleeslamvaderdier: de Charollais, de Suffolk of de Texelaar.

 

Kruisingsschema
Swifterram x Swifterooi = Swifter
Texelaarram, Charollaisram of Suffolkram x Swifter ooi = vleeslam

Stamboek Swifters werpen gemiddeld 2,5 lammeren per worp. Nagenoeg alle ooien werpen op eenjarige leeftijd: 80% van de éénjarigen werpt 2 of meer  lammeren. Het geboorteproces verloopt gewoonlijk probleemloos.

Karakter

Het is erg belangrijk voor de houder dat schapen gemakkelijk in de omgang zijn; voor het Swifter schaap gaat dat zeker op.

Swifters zijn rustig en gemakkelijk; niet paniekerig !!; ze hebben een goed karakter.

De ooien zijn goede moeders voor hun vele lammeren, ze hebben een best uier en geven veel melk: Kunstmatige opfok van lammeren is in de meeste gevallen dan ook niet nodig.

 

Het goede, rustige karakter is zowel voor de hobbymatige als de professionele schapenhouder een zeer gunstige eigenschap: Wie houdt van “wild-west-” taferelen in de schapenhouderij?!

Blindfactor

Ook is al van verschillende dieren bekend, dat ze gegarandeerd vrij zijn van de blindfactor. DNA-onderzoek is in september 2005 begonnen en enkele leden van het Swifter stamboek hebben hier direct aan meegedaan.

 

Zwoegerziekte

Bijna alle registrerende leden zijn in het bezit van het “zwoegerziektevrij-certificaat“. Op de ledenlijst zijn die bedrijven “gemerkt” middels een  ” * ”

 

Zwoegerziekte in het kort

 

Oorzaak: Het MVV-virus (Maedi-Visna-Virus).

Symptomen: Longproblemen (Maedi), hersenvliesontst.(Visna).

Tevens komt gewrichtsontsteking of uierontsteking voor.

Met name de uiervorm is voor de schapenhouderij van belang: Niet-zwoegerziektevrije bedrijven hebben aanzienlijk meer uitval t.g.v. slechte uiers en een groot deel daarvan heeft het zwoegerziektevirus als oorzaak!

Lang voordat de uiers merkbaar zijn aangetast, is de melkproductie reeds aanmerkelijk gedaald!

Scrapie

Het Swifter Schapenstamboek is reeds in 1995 begonnen met het tappen van bloed voor DNA-onderzoek op scrapiegevoeligheid. Het was het eerste schapenstamboek in Nederland, wat hier serieus mee aan de gang ging.

 

Bij Swifters en Texelaars, maar ook bij andere rassen, is gevonden dat de gevoeligheid van de dieren voor scrapie genetisch bepaald wordt. Het ARR-allel is gekoppeld aan een resistentie voor scrapie en waarschijnlijk ook voor BSE.

 

Schapen homozygoot voor het VRQ-allel (genotype VRQ/VRQ) zijn het meest gevoelig. Bij VRQ/ARR-schapen is het “resistente” ARR-allel dominant. Bijna 100% van de VRQ/ARR schapen is na 70 maanden nog gezond ondanks de aanwezigheid van het “gevoelige” VRQ-allel.

 

Het Swifter Stamboek heeft besloten om vanaf 1997 alleen maar rammen voor de fokkerij in te zetten, die vrij zijn van het VRQ-gen. In 2001 werden er reeds bijna alleen ARR/ARR rammen ingezet. Het zou geen enkel probleem geweest zijn om in 2002 en 2003 alleen ARR/ARR rammen in te zetten. Er waren meer dan voldoende rammen met genotype ARR/ARR aanwezig.

 

Met ingang van 1 juli 2004 mochten er in Nederland op de “professionele” bedrijven alleen nog maar ARR/ARR rammen ingezet worden.

Het genotype op afstamming van een ARR/ARR wordt door de GD/LNV alleen maar erkend, indien op het bedrijf uitsluitend schapen (rammen en ooien) zijn, die bewezen (middels bloedonderzoek) ARR/ARR zijn.

Vanaf het geboortejaar 2005 zullen dus bijna alle lammeren minimaal 1 ARR allel hebben, waardoor de gevoeligheid voor scrapie en BSE grotendeels uitgebannen zal zijn bij die lammeren.

Het Swifter Stamboek voldeed reeds in 2002 practisch aan dit gegeven.

Voor de Swifter stamboekfokkerij mogen nu uitsluitend rammen met het genotype ARR/ARR ingezet worden.

 

Op de lijst van registrerende leden zijn de bedrijven met uitsluitend ARR/ARR-dieren gemerkt met een  ” @ “.

Indexen

Vruchtbaarheidsindex (VBI)

Elk in ons stamboek geregistreerd schaap heeft een vruchtbaarheidsindex. Dit is een maat voor de (verwachte) lammerenproductie van dit dier. Ook de lammerenproductie van de familieleden beïnvloeden de vruchtbaarheidsindex van een dier. De VBI wordt jaarlijks herberekend.

De VBI die vermeld staat bij lammeren is het gemiddelde van de VBI van beide ouders.

Vleeslamindex (VLI)

Het berekenen van een VLI is in 2009 opgestart. Fokkers kunnen vrijwillig hun lammeren laten scannen; uit de vastgestelde scanwaarden wordt voor dat dier een vleeslamindex berekend. Deze index heeft betekenis m.b.t. spier, vet en groei: Elk van deze factoren krijgt een waarde waaruit de totaalindex (VLI) wordt berekend. De erfelijkheidsgraad van deze 3 eigenschappen is dusdanig hoog, dat het zinvol is om de VLI bij de dierselectie te betrekken.

Myomax-gen

 

Myomax(-gen)

(myo betekent in het Grieks spier)

Via DNA-onderzoek kan men bepalen of het schaap het myomax-gen bezit.

Dieren hebben dubbelstreng-DNA: Op beide strengen kan het Myomax-gen voorkomen (genotype MM) of op 1 van de twee (genotype M -) of op beide strengen niet (genotype – – ).

 

Bij een paring worden de genen van één van de beide strengen doorgegeven aan hun nakomelingen. Wanneer men de gensamenstelling van beide ouders weet, kan men dus de genensamenstelling van de nakomelingen voorspellen.

 

Voorbeeld:

  • moeder MM x vader MM –> alle lammeren uit deze paring zijn MM
  • moeder MM x vader M- –> 50% v d lammeren zijn MM en 50% zijn M-
  • moeder M- x vader M-  –> 50% v d lammeren zijn M-, 25%  MM en 25% – –
  • moeder – –  x vader M-  –> 50% v d lammeren zijn  – – en 50% zijn M –

MM-dieren noemt men ook wel “dubbel Myomax of Myomax Gold”.

 

Volgens de huidige inzichten hebben schapen met het Myomax-gen een betere bespiering dan schapen zonder  het Myomax-gen. Bovendien is tot heden niet aangetoond, dat schapen met het Myomax-gen andere eigenschappen zouden bezitten die in hun nadeel zijn. Het is dan ook begrijpeljik, dat een groot aantal fokkers streven naar het infokken van het Myomax-gen in hun koppel.